dinsdag 24 maart 2009

Een literair venster op Egypte





Laat ik beginnen met een rechtzetting. De Egyptische schrijver Bahaa Taher geboren in 1935) was niet, zoals ik eerder schreef, een krantenjournalist zoals het hoofdpersonage uit zijn gedeeltelijk autobiografische roman Love in Exile (The American University Press in Cairo, 2001). Hij was wel een van de oprichters van het culturele programma van de Egyptische radio in 1957. Als overtuigde Nasseraanhanger die geloofde in de grote gemeenschappelijke droom van vooruitgang, werd hij ontslagen in 1975 onder Anwar Sadat. Hij kreeg ook publicatieverbod, zowel als vertaler als als schrijver. Wat op een feitelijke verbanning neerkwam.
Bahaa Taher woonde en probeerde te werken als vertaler in India, Sri Lanka, Senegal, Kenya en andere landen, tot hij in 1981 een job vond als vertaler voor de UNO in Genève.
Er is op het internet heel wat te vinden over deze interessante auteur, bijvoorbeeld op de website www.qantara.de, een actuele, goed geïnformeerde en kritische site over de Arabische wereld, die gesponsord wordt o.a. door het respectabele Goethe-Institut.

Love in exile, het boek dat ik toevallig in Luxor ontdekte, speelt begin jaren tachtig in een niet nader genoemde Zwitserse stad, waar een Arabische journalist is neergestreken, nadat hij in zijn eigen land gebroodroofd werd. Naast het portret van Gamel Abdel Nasser staan op zijn boekenplank Federico Garcia Lorca, Pablo Neruda, Tolstoi.. Kortom, hij is een vertegenwoordiger van die generatie Arabische intellectuelen die in de jaren vijftig en zestig droomden van een rechtvaardiger samenleving, die toen daadwerkelijk leefden in een maatschappij waar de luiken werden opengegooid. Hun revolutie was onderdeel van een grotere revolutie, die dramatischerwijs ook elders niet echt lukte.

Vanuit Genève volgt de journalist zijn kinderen in Cairo en vooral zijn zoon Khalid, een schaakkampioen, die het internationaal wedstrijdschaken achter zich laat omdat hij zich tot de politieke islam wendt. De vader maakt daarbij volgende bedenkingen :

"What then were the circumstances that made our generation see nothing shameful in living one's life? Why did we accept the fact that we were human beings who did right and wrong and who sinned and repented, who hoped for God's mercy and who were confident that repentence would come before it was too late? Why does Khalid want to be an angel whose purity shouldn't be sullied by just one game of chess? I know that if he lived that life the way he started to now, he would not experience the dilemma we had... There would be no conflict in life or a crack in the soul; everything would be clean and easy."
Moslims zeker, ook de generatie van de vader, maar gematigd. En hij gaat verder in een brief aan zijn zoon :
"But beware, because all the evils that I have known in this world came out of that dark cave. It begins with an idea and ends up an evil: I am right and my opinion is better. I am better, therefore others are wrong. I am better because I am God's chosen people and the others are goyim. I am better because I am one of the Lord's children whose sins are forgiven and the others are heretics. Better because I am a Shiite and the others are Sunnis ore because I am a Sunni and the others are Shiites. Better because I am white an the others are colored or because I am progressive and the others are reactionary and so on ad infinitum."

Vorig jaar in april kreeg Bahaa Taher in Abu Dhabi de eerste Arabische Bookerprize voor zijn jongste boek Sunset Oasis (verschijnt pas najaar 2009 in het Engels). Volgens hem wel twintig jaar te laat. Pas in 1995 kwam Taher terug naar Cairo, hij blijft even kritisch voor het huidige regime als hij het was voor Sadat.

Moslimbroeders
In een interview met The Guardian (mijn vertaling) zei Bahaa Taher vorig jaar :
"Ik heb geleefd onder koning Farouk, Nasser, Sadat en Mubarak. Nu bestaat er zelfs geen democratie meer voor een kleine minderheid. Mubarak heerst en verdeelt. Ik zie geen maatschappij meer, alleen nog individuen."
De Moslimbroeders, die sterk vertegenwoordigd zijn (met een vijfde van de zetels in het parlement)kunnen volgens Taher alleen maar succes hebben "omdat alle andere ideologieën het hebben laten afweten. Mensen kunnen nu eenmaal niet leven zonder hoop. Ze denken Marxisme of nationalisme hebben de wereld niet kunnen veranderen, misschien kunnen religieuze ideeën dat wel".




"Frankrijk en Groot-Brittannië hebben de Moslimbroeders gesteund tijdens de Suezcrisis in 1956, toen velen van hen onder Nasser in de gevangenis gefolterd werden. Maar wanneer Sadat later een coalitie met hen sloot om links af te maken in Egypte, hebben ze van de gelegenheid gebruik gemaakt om het onderwijs te infiltreren. Toen de staat afhaakte in de gezondheidszorg bijvoorbeeld hebben zij hospitalen gebouwd, ze hebben ook gezorgd voor voedselbedeling aan de armen, aldus Taher. Na dertig jaar waren de mensen dus klaar om hun ideologie te aanvaarden. Als de verkiezingen echt vrij waren, zouden ze 288 zetels hebben in plaats van 88. Zelfs al ben ik tegen hun ideologie, toch zal ik hen verdedigen, al ben ik niet zeker dat zij mij zouden verdedigen."
Bahaa Taher ondertekende petities voor de vrijlating van alle politieke gevangenen in Egypte, daar zijn ook Moslimbroeders bij.

Eén van zijn boeken, De Wraak van Saffiyya (Van Gennep, 2000) heeft de spanningen tussen Kopten en moslims in Egypte als onderwerp, een gevoelig onderwerp dat hem van beide kanten kritiek heeft opgeleverd. Bij een bezoek aan Luxor (daar werd hij geboren) constateerde hij tot zijn grote vreugde dat die stad gespaard was gebleven van de rellen tussen de twee geloofsgroepen die de jongste jaren bijvoorbeeld Alexandria hebben geteisterd. Taher wijt dat aan de constante stroom van buitenlandse bezoekers in Luxor. "Het is een eeuwenoude wijsheid, zegt Bahaa Taher, dat je veel toleranter wordt wanneer je de andere kent. Als je de ander niet kent, blijf je bang."

Bahaa Taher biedt een interessant venster op de Egyptische en op de bredere Arabische samenleving. Zo loopt in de stad van Love in Exile een Arabische prins rond die met zijn geld probeert een Arabische krant in Europa op te zetten, maar een geheime agenda heeft van macht en religieuze invloed, waarvoor hij iedereen probeert te manipuleren en inderdaad de minst gefortuneerden en minst verlichten op zijn hand krijgt.
De slachtpartij in de Palestijnse vluchtelingenkampen Sabra en Chatila (1982) en de verontwaardiging errond in de hele wereld is een belangrijke thema in het boek en wordt bijzonder goed gedocumenteerd. Meer dan 25 jaar later blijkt maar weinig veranderd en blijken misdaden tegen de menselijkheid nog altijd op dezelfde manier te worden verdoezeld én aangeklaagd. De machteloosheid van internationale hulporganisaties in barbaarse conflicten als deze is ook nog steeds even groot. De parallel met Gaza is onvermijdelijk vandaag.

Geen opmerkingen: