dinsdag 23 juni 2009

Benno en Karel

Op de blog van Knack lees ik over het heimwee van Benno Barnard naar "de oude burgerlijke cultuur toen iedereen nog piano speelde..." Zijn wereld waarin hij gevormd werd door "de klassieke cultuur, de Bijbel, de humanisten, de verlichting, de 19de eeuw, Apollinaire, Kafka en Auden." Een wereld die volgens hem volledig is verdwenen.
Nu worden onze geesten volgens hem gekoppeld aan "onbegrijpelijke machines", waarmee hij allicht computers bedoelt.

Ik ben van dezelfde generatie als Benno Barnard, maar wij zijn duidelijk in een totaal andere wereld opgegroeid.
Benno Barnard lijkt niet te beseffen dat maar weinigen in de jaren vijftig, en zelfs nu nog, vanzelfsprekende toegang hadden en hebben tot de schatkamer van kennis en cultuur die voor hem zo vertrouwd is.
Hij lijkt ook niet te beseffen dat de "onbegrijpelijke machine" voor heel veel mensen het middel bij uitstek is geworden om wel die rijkdommen te ontsluiten, op zeer zelfstandige en persoonlijke wijze. Een mens verkent via het internet de virtuele wereld, zoals hij dwaalt door een onbekende stad. En hij of zij leert van de reizen die hij maakt. Een ander soort leren dan het schoolse leren, weliswaar.
Daardoor zijn velen nu veel mondiger dan in de nostalgische burgerlijke tijd van Barnard.
Zelfs soms of zelfs vaak als ze een hoofddoek dragen en vijf keer per dag bidden. Ze passen niet meer in het klassieke, veilige patroon van mensen als de dichter, die raken daardoor gedesoriënteerd.

Begrijpelijk dat Benno Barnard tegen de verkeerde vijanden vecht en blijft vechten. Niet de mollahs zijn de grootste bedreiging voor onze westerse cultuur, wel opnieuw de mogols van de multinationals.Degenen die zich, zoals Benno Barnard, niet kunnen inbeelden dat niet alles vanzelfsprekend is op deze wereld. Degenen die, doordat hun loon een obsceen veelvoud is van het doorsnee loon van hun werknemers, nog steeds niet beseffen wat deze economische crisis echt betekent: verarming, materieel en bijgevolg ook opnieuw geestelijk. Voor hen scheelt het een schijntje, voor wie onderaan de ladder zit vaak bijna alles. Voor de generatie van mijn vader en zijn vader zou dat niets nieuws zijn. De generatie van Benno Barnard is welhaast vergeten hoe scheef de verhouding tussen haves en have-nots kan zijn. En de comfortabele klasse waaruit de dichter stamt, heeft het nooit aan den lijve ondervonden.

Alles wat ànders is dan wat ze kennen, wat niet tot hun burgerlijke leefwereld behoort, zien ze als een bedreiging voor hun eigen materiële en geestelijke comfort. Hoogstens mag het exotiek zijn, bestaansrecht krijgt het andere nooit in hun ogen. Ze kunnen zich niet inbeelden of willen zich niet realiseren dat god vaak het machtigst is waar de armoede het schrijnendst is. Daar is god niet het abstracte begrip uit de Bijbel of de Koran, maar wel de geestelijke, de ondersteunende gemeenschap, de liefdadigheidsinstelling die het bestaan wat lichter maken.

Het bevechten van armoede en ongelijkheid, het onderwijzen, het economisch zelfstandig en mondig maken van mensen zijn veel krachtiger middelen om valse almacht te bestrijden, dan het schimpen op en het in de hoek drijven van wie zich al uitgesloten voelt.

Iemand die dat wel begreep was Karel Van Miert, van wie het overlijden vandaag bekend werd. Een boerenzoon uit een groot gezin, die niet alles op een presenteerblaadje kreeg aangereikt in zijn leven. Maar die op eigen kracht en met vechten alles heeft veroverd wat Barnard zo vanzelfsprekend vindt.
Daarom aarzelde Van Miert niet om multinationals streng tot de orde te roepen als Europees Commissaris, daarom zweeg hij ook niet toen zijn actieve loonbaan voorbij was, en hij al lang de actieve politiek had verlaten. Wanneer Van Miert sprak was dat met een grote helderheid, en met passie. Hij had geen retoriek en bombarie nodig om de échte problemen te duiden. Hij bouwde op en zocht niet de controverse om de controverse.
Van Miert had niet de behoefte om alles eenvoudiger te maken dan het is, alles naar makkelijke soundbites te vertalen zoals de populisten dat tegenwoordig doen, en toch luisterden "de mensen" naar hem, omdat ze wisten dat hij één van hen was. Omdat ze respect hebben voor wie opklimt in de politiek en in de economische hiërarchie en toch zijn afkomst niet verloochent, ze integendeel meeneemt in zijn broekzakken waar ze ook aan belangrijke en invloedrijke vergader- en bestuurstafels blijft bijten. Karel Van Miert wist hoe de wereld en het leven in elkaar zitten, hij had er alle kanten van gezien.

Mensen als hij zijn zeer zeldzaam.